Peeters schrijft goed, maar ik vond zijn debuutroman stukken beter. Beter gedoseerd, vooral. Hoewel ik regelmatig moest lachen, begon het op een gegeven moment vooral te vervelen. Wéér zo'n ingezonden brief. Wéér zo'n -wel hilarische- scheldkanonnade. Wat ik bij zijn debuutroman zo sterk vond, was dat ik eerst dacht: wat is dit in godesnaam voor boek? Maar aan het eind had ik het gevoel een erg mooi verhaal rijker te zijn, een verhaal waar alles in zit. Dat mis ik in Natte dozen. Wat een kutboek. Ik had bijna geschreven 'letterlijk', maar een boek is geen vrouwelijk geslachtsorgaan --dat zou zwaar kunnen tegenvallen voor de daarop beluste man. Of vrouw. Voorgaande is trouwens een fijne staalkaart van wat u kan verwachten, 324 pagina's lang. Waar "De dag dat we Andy zijn arm afzaagden" nog kon worden beschouwd als een opmerkelijk debuut, zet zich met "Natte dozen" in weinig creatief format neer. Peeters haalt bijzonder veel mosterd bij Brusselmans, en als u dat soort condiment graag over uw kopvlees uitsmeert, dan zult u bij Peeters ongetwijfeld sterk aan uw trekken komen. In werkelijkheid is het boek vooral saai, al ken ik volk dat ongetwijfeld een intellectueel discours kan opzetten over de merites ervan. Laat u door hen niet in de luren leggen, en lees liever Mieke Maaike nog eens. Of De Paradijsvogel. Boon, dat was pas een schrijver.